Seks tegen de wil
In de nieuwe wet zal dus niet ‘dwang’, maar het ontbreken van instemming het criterium zijn. Geen ‘nee’ betekent straks niet zomaar ‘ja’. Een stap in de goede richting, want hiermee wordt de hoge ‘dwang-bewijslast’ weggenomen en biedt onze zedenwet meer bescherming.
In augustus 2020 brachten wij advies uit op het eerste voorontwerp van dit wetsvoorstel. Hierin hebben wij aangegeven dat wij ons kunnen vinden in de gedachte dat slachtoffers van onvrijwillige seks beter beschermd moeten worden. Met de invulling die de Minister in het voorontwerp hieraan gaf, waren wij het echter niet eens. We hebben de Minister geadviseerd om geen nieuwe delictsvorm: ‘Seks tegen de wil’ te introduceren, maar om verschillende gradaties te introduceren. Namelijk de gradaties ‘opzet’ en ‘schuld’, met daarbij behorende oplopende strafeisen en verjaringstermijnen. Ons advies en ook het advies van overige organisaties, waaronder Amnesty International, is op deze punten overgenomen. Hiervoor zijn wij de Minister zeer erkentelijk.
Schuldverkrachting en opzetverkrachting
Zoals geadviseerd heeft minister Grapperhaus de delicten aanranding en verkrachting nu opgedeeld in twee delictsvormen: de schuld- en opzetvariant. In tegenstelling tot onze huidige zedenwetgeving is de aanwezigheid van dwang voor zowel aanranding als verkrachting niet meer bepalend.
Bij de opzetvariant geldt het vereiste dat de verdachte wist dat de wil tot het hebben van seks bij de ander ontbrak en toch heeft doorgezet. Dwang, geweld of bedreiging zijn bij deze variant strafverzwarende omstandigheden. Bij de schuldvariant geldt het vereiste dat de verdachte het ernstige vermoeden had dat de ander geen seks wilde. Belangrijk hierbij is, dat de persoon die seksueel contact wil, bij twijfel de verplichting heeft om te checken of dit wederzijds is.