Legien was zestien toen ze werd verkracht. 20 jaar lang heeft zij wat haar overkwam niet kunnen herkennen als een verkrachting. Haar ervaring paste niet binnen de maatschappelijke en wettelijke kaders die we geschetst hebben van een verkrachting. Op haar 36e ging Legien met haar traumaverwerking aan de slag. Vanuit haar rol als ervaringsdeskundige en haar betrokkenheid bij de campagne #LetsTalkAboutYes van Amnesty, is Legien betrokken bij de modernisering van de zedenwet.
Het maatschappelijke beeld van een verkrachting
‘’Twintig jaar lang heb ik wat mij overkwam niet kunnen herkennen als een verkrachting. Mijn beeld van een verkrachting kwam niet overeen met de werkelijkheid. Het kwam overeen met de verhalen die je hoorde in de media, en met het strafbare feit zoals dat in onze wet omschreven staat. Een verkrachting zag ik als de grote sterke man die je de bosjes insleurt en ernstig geweld gebruikt. Dat was niet mijn situatie. Gaandeweg mijn traumatherapie en door de gesprekken met onder andere mijn partner, kwam de realisatie dat ik niet vrijwillig ontmaagd ben, maar dat ik verkracht ben.’’
De hoge dwang-bewijslast
Veel slachtoffers, zoals Legien, herkennen zich niet in het maatschappelijke beeld van een verkrachting. Dit maakt dat velen van hen de stap tot aangifte niet maken. Als ze er wél voor kiezen om aangifte te doen, dan valt hun verhaal (op dit moment) vaak niet binnen de wettelijke kaders van een verkrachting:
‘’Met de huidige zedenwetgeving moet je bewijzen dat er dwang en geweld is gepleegd. Er had bij mij geen fysiek geweld plaatsgevonden en ik was niet fysiek gedwongen, maar mentaal. Toen ik aangifte deed, was mijn verkrachting al meer dan 20 jaar geleden. Hierdoor waren er geen sporenbewijzen, geen blauwe plekken. Het enige wat ik kon doen was hierover vertellen. Ten tijde van mijn proces voelde ik de bewijsplicht heel zwaar drukken. Het is zo belangrijk dat geweld en dwang niet de wettelijke en maatschappelijke criteria zijn om van een verkrachting te kunnen spreken.’’
‘Seks tegen de wil’ geschrapt
Legien is betrokken bij de campagne #LetsTalkAboutYes van Amnesty. De campagne focust zich op de veranderende zedenwet. In het eerste voorontwerp stelde minister Grapperhaus voor om de delictsvorm ‘Seks tegen de wil’ aan de zedenwet toe te voegen. Legien vertelt hierover:
‘’Samen met veel andere slachtoffers vond ik de term ‘Seks tegen de wil’ meteen verschrikkelijk. Een inbraak noem je ook niet een cadeau zonder toestemming, toch? Een inbraak is geen cadeau. ‘Seks’ en ‘tegen de wil’ kan je niet met elkaar verenigen. Want als het tegen de wil is, dan is het geen seks. Want seks is altijd vrijwillig, gelijkwaardig en met wederzijds plezier.
Met Amnesty hebben we aangegeven dat we heel blij zijn dat niet dwang, maar instemming in de nieuwe wet het criterium zal zijn. Dit is een enorme vooruitgang, maar het zit hem in de details. Bij het eerste voorontwerp wetsvoorstel vonden wij het dan ook heel belangrijk dat de delictsvorm ‘Seks tegen de wil’ geschrapt werd. Op basis van (onder andere) ons advies en het advies van Fonds Slachtofferhulp, is de delictsvorm ‘Seks tegen de wil’ gelukkig verwijderd.’’
Twee gradaties van verkrachting
Nu ‘Seks tegen de wil’ van de baan is, heeft de Minister een tweede voorstel gedaan. Namelijk om het bestaande verkrachtingsartikel op te delen in twee gradaties: opzetverkrachting en schuldverkrachting. De beide delictsvormen kennen aparte (oplopende) strafeisen en verjaringstermijnen. Belangrijk hierbij is, dat de aanwezigheid van dwang niet meer bepalend is. In plaats daarvan is de aanwezigheid van instemming bepalend. Legien:
‘’Dat het wetsartikel is opgedeeld in twee gradaties, dat vind ik een mooie systematiek. Wat ik als slachtoffer echter absoluut niet kan begrijpen, is dat er op opzetaanranding nu een hogere straf staat dan op schuldverkrachting. Ik begrijp dat opzet in de wet zwaarder weegt, maar bij een verkrachting gaat het om het, zonder toestemming, binnentreden van iemands lichaam. Ik vind niet dat daar een lagere straf op kan staan dan op aanranding.’’
Waarom laten verjaren?
‘’Neem mijn situatie. Ik heb, op een paar maanden na, 20 jaar nodig gehad om mij te realiseren dat ik als jong meisje verkracht ben. Dit kwam omdat de maatschappelijke interpretatie en ook mijn interpretatie van een verkrachting heel anders waren.
In de nieuwe situatie valt mijn verkrachting waarschijnlijk onder schuldverkrachting, wat al na 12 jaar verjaart. Ik vind deze verjaringstermijn geen recht doen aan het leed van een verkrachtingsslachtoffer.
Ik mis hier het gevoel dat een verkrachting je als slachtoffer in de kern raakt. Het is een traumatische gebeurtenis, waardoor je zenuwstelsel voortdurend onder spanning staat. Zonder hulp van een ander of zonder therapie, kan je er levenslang in vast blijven zitten. Daarom is het ook zo belangrijk dat een zedendelict niet verjaart. Het ontneemt je de kans om toch (soms na 20 jaar) nog aangifte te doen.’’
Een maatschappelijke verandering is nodig
‘’Voor veel mensen is een verkrachting (gelukkig) een ver van hun bed show. Zo veel mensen zijn zich niet bewust van het feit dat een verkrachting in de meeste gevallen wordt gepleegd door een bekende en niet door de vreemde man in de bosjes. Dat er in veel gevallen geen dwang of geweld aan te pas komt, omdat een slachtoffer bijvoorbeeld bevriest van angst. Veel mensen zijn zich niet bewust van het feit dat je op dit moment nog dwang moet bewijzen om tot een veroordeling te komen.
Het is heel belangrijk dat de wet nu erkenning geeft aan onder andere de freeze reactie. In mijn ideale scenario zou er vanuit het ministerie van Justitie & Veiligheid een grote bewustwordingscampagne komen, om het beeld dat mensen hebben van een verkrachting meer in lijn te brengen met de werkelijkheid en de impact op de levens van verkrachtingsslachtoffers beter te begrijpen. Daarnaast is er meer bewustzijn nodig rond het belang van instemming als het gaat om intimiteit. Ik denk dat we als maatschappij grote stappen aan het maken zijn, maar we hebben nog een lange weg te gaan.’’