Wanneer persoonsgegevens van een slachtoffer niet relevant zijn voor een strafzaak, kunnen ze beter niet worden opgenomen in het strafdossier. Dit concludeert het NSCR in een onderzoek naar het gebruik van persoonsgegevens van slachtoffers in strafdossiers. Rechters hebben deze informatie niet nodig om een beslissing te nemen.
In opdracht van de Raad van de Rechtspraak deed het NSCR (Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving) onderzoek naar het gebruik van persoonsgegevens van slachtoffers in strafdossiers: ‘De strafvorderlijke relevantie van persoonsgegevens van slachtoffers’. Er is steeds meer oog voor de positie van het slachtoffer, maar daar kleeft ook een nadeel aan. In verschillende processtukken worden de persoonsgegevens opgenomen. Denk hierbij aan aangiftes, processen-verbaal, bewijsstukken, vorderingen van benadeelde partij en bij de oplegging van locatie-, gebieds- of contactverboden. Ook worden persoonsgegevens van slachtoffers op verschillende manieren en meerdere momenten tijdens het strafproces opgelezen tijdens openbare zittingen.
Slachtoffers snel gevonden
“Het is zelfs een automatisme dat identificerende persoonsgegevens van slachtoffers worden opgenomen in processtukken, terwijl deze gegevens niet altijd nodig lijken te zijn voor strafvorderlijke beslissingen”, valt te lezen in het onderzoeksrapport. “Dat maakt het voor kwaadwillenden een stuk eenvoudiger om slachtoffers te vinden.”
Zwartboek
Eerder publiceerde het Landelijk Advocaten Netwerk Gewelds- en Zeden Slachtoffers (LANGZS) een Zwartboek met voorbeelden uit de dagelijkse praktijk waarbij slachtofferrechten niet goed werden nageleefd. Het op straat komen te liggen van persoonsgegevens van slachtoffers is hierin een regelmatig terugkerende case. Des te meer namen en adresgegevens van slachtoffers onnodig in documenten worden benoemd, hoe groter het risico dat deze gegevens ergens doorlekken en in verkeerde handen komen.
Aanbevelingen NSCR
Het NSCR concludeert in het rapport dat het beter is om persoonsgegevens weg te laten uit strafdossiers. Hun eerste advies is dat het beter zou zijn om juridisch-inhoudelijk relevante persoonsgegevens van slachtoffers op een hoger abstractieniveau weer te geven. Ook pleiten de onderzoekers ervoor om het BSN-nummer structureel weg te laten in een strafdossier. “Dit blijkt nooit strafvorderlijk relevant te zijn, maar wel genoteerd te worden in het dossier”, zo staat er in het rapport.
Verder raden de onderzoekers aan om het gestandaardiseerde invulveld voor persoonsgegevens in processen-verbaal te verwijderen. De praktisch relevante persoonsgegevens kunnen standaard ergens anders opgeslagen worden.
Tot slot zouden rechters standaard aan slachtoffers moeten vragen of zij het goed vinden dat hun volledige naam tijdens de openbare hoorzitting wordt genoemd. Zo wordt de privacy van slachtoffers beter beschermd.
“Zelfs wanneer de naam van het slachtoffer wel al in het dossier wordt genoemd omwille van strafvorderlijke redenen, zou het afschermen van de naam tijdens de zitting het slachtoffer kunnen beschermen tegen derden, zoals de media”, aldus de onderzoekers.
Fonds Slachtofferhulp en het NSCR
Samen met het NSCR heeft Fonds Slachtofferhulp een vijfjarig onderzoeksprogramma opgezet, gericht op slachtofferschap. Deze samenwerking maakt het mogelijk hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek te doen. Tegelijkertijd levert het een praktisch bruikbare bijdrage aan ons werk. Lees hier meer over de eerste deelonderzoeken naar de naleving van de rechten van slachtoffers en het hulpgedrag van slachtoffers van online seksueel misbruik.