Hoe gaat het nu met je?

Anna Sas-van der Heide is 55 jaar. Getrouwd en moeder van een dochter. Anna is al 28 jaar donateur van Fonds Slachtofferhulp. Toen ze 23 jaar was, werd Anna slachtoffer van een verkeersongeval. Anna heeft er hard voor moeten vechten, maar staat positief in het leven. Hoe gaat het nu met haar?

Het verhaal van Anna

Van het half jaar voor het ongeluk en het ongeluk zelf kan Anna zich niets meer herinneren. Ze ontwaakte in het revalidatiecentrum. 51 weken nadat ze van de motor van haar vriendje werd geslingerd toen ze van achterop geraakt werden door een automobilist. “Ik dacht dat ik met mijn ouders op vakantie was en dat we in een mooi hotel zaten. Maar het was het zeehospitium waar ik lag. Mijn linkerarm en mijn benen deden het niet. En mijn vader? Die herkende ik niet. Ik zou zweren dat hij een snor had.” 

Anna was 23 jaar toen het ongeluk gebeurde. Ze woonde net een half jaar samen met haar vriendje Robbert, die ze ruim dertig jaar later pas weer zou herkennen. “Het is gek wat er in je hoofd gebeurt.” Anna praat snel, een beetje gehaast bijna. Ze weet perfect te reconstrueren wat er is gebeurd in de maanden na haar revalidatie. Maar wanneer ze iemand leert kennen, is ze zijn gezicht dezelfde dag nog vergeten. “Mijn korte termijngeheugen is aangetast. Ik hoor of zie iets en ben het een moment later weer kwijt. Dat is best lastig hoor. Een hele film kijken of een serie volgen is eigenlijk niet te doen. Mijn man en dochter herhalen geduldig alles voor me. Ze zijn het gewend.” 

Een wildvreemde man 

Toen de jonge Anna bij de spoedeisende hulp werd binnengebracht, vreesden de artsen voor haar leven. Ze bereidden haar moeder voor dat het meisje de nacht niet zou halen. Anna: “Ze week geen seconde van mijn bed. En die ene nacht werden 51 weken, waarbij ze elke middag en avond aan mijn bed zat. Het schijnt dat ik in het Duits heb gefluisterd, we hebben tot mijn vierde jaar in Duitsland gewoond. Ik weet er niets meer van. Ook van het half jaar voor mijn ongeluk weet ik niets meer. Dat ik samenwoonde met Robbert en dat we motorreden, kan ik me niet herinneren. Toen hij me bezocht toen ik eenmaal ontwaakt was, schrok ik me ook rot toen hij me kuste. Een wildvreemde man in mijn kamer die me een zoen gaf, ik vond het doodeng. Op een gegeven moment kwam hij niet meer. Ik kan niet zeggen dat ik het erg vond, ik had geen idee wie hij was.” 

Vrijwilligerswerk 

Dankzij de zorg en toewijding van ouders en vrienden weet Anna bij thuiskomst langzaam maar zeker weer haar draai te vinden. Omdat ze goed Frans en Duits spreekt, krijgt ze een vrijwilligersbaan bij de receptie van Instituut Clingendael, waar zij haar man Peter ontmoet.  “Hij had op het landgoed gewerkt in de bouw en kwam nog regelmatig langs om gebruikte postzegels te halen die de telefoniste voor hem spaarde. Hij bracht me bloemen en vroeg me uit eten. En we werden verliefd. Hij heeft me nooit anders gekend dan dit en het is prima voor hem. We hebben het nog steeds erg gezellig samen.” Toch doet haar hoofd soms anders, wanneer ze het niet verwacht. Zo kwam ze, meer dan dertig jaar na het ongeluk, haar toenmalige vriend Robbert tegen in een restaurant, met zijn gezin. “Ineens herkende ik hem weer. Zo gek. Direct na het ongeluk had ik geen idee wie hij was. En nu, na al die jaren, herkende ik hem.” 

Tegen alle verwachtingen in 

Dat Anna leeft, een gezin heeft gesticht, kan lopen en genieten, is tegen alle verwachtingen in. “De artsen zeiden: ‘Ze haalt de ochtend niet.’ En niet lang daarna de arts van het revalidatiecentrum: ‘Ze ontwaakt niet uit haar coma’. En toen de fysiotherapeut toen ik na mijn revalidatie naar huis mocht: ‘Je zult nooit meer lopen.’ Ze hadden het allemaal mis. Ik dacht: wacht maar, ik doe het zelf wel. Dat ik niet meer kan dansen, is pech. Maar ik kan wel lopen. Korte stukjes, met stok, maar het is meer dan ik had gedacht. Hoe? Oefenen, oefenen en nog eens oefenen. En vechten. Ik weet nog dat er in het revalidatiecentrum mensen waren die het gewoon opgaven. Die het niet eens wilden proberen om hun lichaam en leven op een andere manier te benaderen. Ik zeg altijd maar: ‘niet zeuren, maar doorgaan.’ Dat heeft me veel gebracht. Ik durf nu zelfs te zeggen dat ik gelukkiger ben dan voor het ongeluk.”