Waarom is deze rouwmeter voor kinderen nodig?
“Kinderen rouwen over het algemeen anders dan volwassenen. Als ouder of verzorger is het dan fijn om te weten hoe het gaat en of het kind baat heeft bij professionele hulp. Tijdige hulp kan voorkomen dat kinderen vastlopen op school, thuis of in hun sociale contacten. Rouwen doet iedereen op zijn eigen manier, maar kinderen hebben vooral de neiging zo weinig mogelijk te laten zien. Terwijl het verdriet echt niet minder is.”
Hoe kwamen jullie op het idee om de rouwmeter te ontwikkelen?
De rouwmeter voor kinderen is een vervolg op de rouwmeter voor volwassenen, die maandelijks vaak wordt ingevuld op de speciale website rouwbehandeling.nl. Mensen willen graag weten of het normaal is wat ze meemaken, wat ze voelen. Of dat er misschien toch hulp nodig is van een huisarts of psycholoog. Deze behoefte hebben we nu ook door vertaald voor kinderen, met makkelijker te begrijpen vragen. Bovendien kan het best lastig zijn om over rouw in gesprek te gaan met je kind. Omdat je ook met je eigen verdriet zit. Door samen de vragenlijst in te vullen ga je het gesprek erover ook aan.”
Vullen de kinderen zelf de rouwmeter in?
“We hebben een variant die alleen ingevuld wordt door het kind zelf, maar de vragenlijst begint met vragen voor de ouders of verzorgers over de klachten van het kind. Bijvoorbeeld: ‘hoe denk je dat jouw kind deze vragen zou beantwoorden?’ En ‘hoe vind je dat het kind rouwt?’ Vervolgens is er de optie om als ouder zelf de rouwmeter in te vullen en daarna geeft de ouder toestemming dat het kind het zelf mag invullen. We doen het op die manier, omdat we vanuit wetenschap bij PTSS zien dat ouder en kind vaak geen overeenstemming hebben bij de klachten van het kind.”
Heb je kinderen betrokken bij de ontwikkeling?
“Zeker. We wilden de manier van vragen stellen niet zelf gaan verzinnen. Daarom hebben we dit samen met zeventien kinderen in de leeftijd van acht tot achttien jaar gedaan. We vroegen hen om de vragen hardop voor te lezen en te beantwoorden. Zo kregen wij inzicht in hoe ze de vragen interpreteerden en zagen we hoe ze vastliepen bij bepaalde vragen als er bijvoorbeeld een moeilijk woord in een zin stond. Achteraf vroegen we kinderen ook of ze dingen anders hadden willen doen en of het begrijpelijk is. Dit leverde waardevolle inzichten op. Zo dachten we eerst dat we twee versies moest hebben, een kinderversie en een adolescente versie. Maar het bleek dat de kinderversie ook prima was voor jongeren. Het is begrijpelijke taal en niet te kinderachtig. Zo blijkt maar weer, je kunt van alles bedenken, maar alleen de doelgroep zelf kan aangeven wat wel of niet werkt.”