Straffen en belonen bij voorwaardelijke invrijheid stelling

Begin mei 2018 presenteerde minister Sander Dekker een wetsvoorstel waarmee hij de regelingen inzake de detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling wil veranderen. De belangrijkste aanpassing die hij voorstelt, betreft de nu bijna automatische voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerden.

Ineke Sybesma
Directeur Fonds Slachtofferhulp

De minister wil, zo zei hij: “voortaan goed gedrag belonen en slecht gedrag bestraffen”.  Hoewel een wetswijziging vooral de belangen van daders zal raken, is hiermee ook het belang van slachtoffers en nabestaanden gemoeid. Om die reden is Fonds Slachtofferhulp gevraagd advies uit te brengen.

Kloof

In ons advies benadrukken we vooral het belang van transparantie in de rechtspraak. Wat we namelijk al enige tijd zien is dat het huidige systeem zorgt voor een grote kloof tussen de verwachtingen van slachtoffers en nabestaanden die wordt gewekt door de uitspraak van de rechter en de strafuitvoering in de praktijk. Het is voor ouders moeilijk te verkroppen dat de moordenaar van hun kind weliswaar wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar, maar na zeven jaar alweer op proefverlof is ter voorbereiding op de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI), die na acht jaar zal in gaan. Naast veel onbegrip leidt dit geregeld tot secundaire victimisatie en vooral tot wantrouwen in de rechtstaat.

Het paard achter de wagen

Het is dus goed dat de wet wordt aangepast. De vraag is of met de geboden oplossing om de voorwaardelijke invrijheidstelling te maximaliseren niet een verkeerde invulling wordt gegeven aan het doel van straffen en belonen. Het is namelijk van groot belang dat na het uitzitten van de straf, de dader op een goede en verantwoorde manier wordt voorbereid en begeleid bij zijn terugkeer in de samenleving. Voor deze resocialisatie zal na een lange celstraf in veel gevallen meer tijd nodig zijn dan het voorgestelde maximum van twee jaar. Daarmee zou de samenleving dan dus meer, in plaats van minder risico lopen. En dat lijkt ons het paard achter de wagen. Slachtoffers en nabestaanden willen genoegdoening, maar willen ook dat wat hen moest overkomen niet ook een ander overkomt.

‘Bruto/netto-straf’

Een tweede probleem waarover we zorgen hebben is de zogenaamde bruto/netto straf. Rechters houden nu in hun vonnissen rekening met de voorwaardelijke invrijheidstelling. Als iemand 8 jaar netto gevangenisstraf zou moeten krijgen, wordt dit nu vermeerderd met een derde met het oog op de vervroegde vrijlating.  Met een beperking van de VI tot maximaal 2 jaar, hetgeen de minister wil, zullen de bruto straffen omlaag gaan. In een nieuwe wet, zou iemand die 8 jaar netto zou moeten zitten, dan 10 jaar bruto straf krijgen. Dit kan voor slachtoffers en nabestaanden het beeld opwekken dat de straffen omlaag gaan.

Transparantie moet de standaard worden

Het voorstel van de minister zal, zo vrezen wij, onvoldoende bijdragen aan meer transparantie en duidelijkheid, waar juist zoveel behoefte aan is. We zien dat een grote groep rechters nu al veel aandacht besteedt aan verduidelijking en communicatieve kracht bij uitspraken en initiatieven in de rechtspraak als de Klare Taalbokaal dragen daar aan bij. Maar het Fonds vindt dat een aanpassing in de wet er nog meer voor zou zorgen dat transparantie in de rechtspraak de standaard wordt. Slachtoffers en nabestaanden moeten er op kunnen rekenen dat het systeem doet wat het zegt. Zij zullen veel meer geholpen zijn met heldere en eerlijke communicatie over de daadwerkelijke straftoemeting.

Alternatieve oplossing

In ons advies aan de minister reiken wij daarom een alternatieve oplossing aan. Hierin wordt de strafoplegging in tweeën geknipt. Bestaande uit een onvoorwaardelijke straf die ziet op de vergelding en genoegdoening aan slachtoffers en nabestaanden, en de samenleving als geheel. Aan dit deel kan in ons voorstel niet worden getornd. Het tweede, voorwaardelijke, deel van de straf staat in het teken van bescherming van de samenleving en terugkeer daarin. Op de duur van dit deel van de straf zou goed of slecht gedrag van invloed kunnen zijn, waarbij expliciet wordt benoemd hoe de straf is opgebouwd door daarbij een minimum en maximum uit te spreken.

We verwachten dat deze alternatieve oplossing wél zorgt voor transparantie en duidelijkheid. Zodat teleurstelling en een beschaamd vertrouwen van slachtoffers en nabestaanden kan worden voorkomen. Ook wordt hiermee de tijd die de veroordeelde nodig heeft om terug te keren en naar behoren te functioneren in de samenleving niet beperkt, maar wordt dit gedragsafhankelijk. Dit verkleint de kans op recidive en komt daarmee de samenleving ten goede.

Dit wetsvoorstel maakt de tongen los. We kijken daarom uit naar de reacties op onze voorstellen. En uiteraard zullen wij ons hard blijven maken voor het belang van slachtoffers en nabestaanden en de enorme behoefte aan duidelijkheid en transparantie omtrent de straftoemeting. Zo kan het vertrouwen in de rechtstaat toenemen.

We houden u op de hoogte!

Lees ons volledige advies hier: Advies conceptwetsvoorstel omtrent voorwaardelijke invrijheidstelling